Wist u dat...? Feiten en cijfers over Migratie en Gemeenten (deel 1)
Meer dan 90% van de sociale huurwoningen gaat niet naar statushouders, maar naar andere woningzoekenden
|
Veel verschillende groepen woningzoekenden
Er is al enige tijd een wooncrisis in Nederland: meer mensen zoeken een woning dan dat er (betaalbare) huizen zijn. Naast de gewone woningzoekenden zijn er ook mensen die met spoed, al dan niet tijdelijk, een woning nodig hebben. Denk aan diegenen die in scheiding liggen, slachtoffer zijn van huiselijk geweld, uitstromen uit de maatschappelijke opvang en de GGZ, maar denk ook aan studenten en ouderen. Gemeenten leggen regels vast over wie welke woning krijgt toegewezen en let daarbij op de urgentie door bijvoorbeeld specifieke aandachtsgroepen te benoemen. Statushouders zijn zo’n aandachtsgroep. Op grond van de Huisvestingswet moeten gemeenten hen passende woonruimte bieden. Statushouders worden over gemeenten verdeeld op basis van het aantal inwoners van de gemeente. Grotere gemeenten moeten dus meer statushouders huisvesten dan kleinere.
Meeste spoedzoekers voor huisvesting afhankelijk van sociale huurwoningen
Tot 1 juli 2017 vormden statushouders een wettelijk verplichte urgentiecategorie. Sindsdien mogen gemeenten zelf bepalen of zij statushouders voorrang geven op andere woningzoekenden. De gedachte achter die wetswijziging was dat de extra druk op de beperkte voorraad van sociale huurwoningen door statushouders onwenselijk was vanwege de lange wachtlijsten voor andere groepen spoedzoekers. Veel gemeenten hebben de urgentie voor statushouders echter gehandhaafd. Zij zijn immers nog steeds verplicht om hen te huisvesten en statushouders hebben als nieuwkomers geen wachttijd opgebouwd. Statushouders hebben net als veel andere aandachtsgroepen meestal niet de financiële middelen om een huis te kopen of een woning te huren in de vrije sector. Zij kunnen dus vaak niet anders dan een beroep doen op sociale huurwoningen die in het bezit zijn van woningcorporaties. Om aan hun wettelijke verplichting te voldoen, maken gemeenten afspraken met corporaties over het huisvesten van statushouders. Corporaties wijzen een deel van hun vrijkomende woningen rechtstreeks toe aan aandachtsgroepen, waaronder statushouders. Er zijn politici die het niet eerlijk vinden dat statushouders net als Nederlandse spoedzoekers voorrang krijgen op reguliere woningzoekenden en er zijn zelfs politici die beweren dat alle sociale huurwoningen naar statushouders gaan. Hoe zit dat laatste precies?
Aandeel sociale huurwoningen in woningvoorraad laatste jaren afgenomen
Op 1 januari 2021 waren er bijna 8 miljoen woningen in Nederland. Iets meer dan 4,5 miljoen daarvan waren koopwoningen (57%), 3,4 miljoen huurwoningen (43%). Iets minder dan 2,3 miljoen huurwoningen waren op dat moment in het bezit van corporaties. Dat was 29% van het totale aantal woningen. De koopsector en de vrije huursector zijn vanaf 2015 nog (bescheiden) gegroeid, maar de corporatievoorraad bleef nagenoeg gelijk, waardoor het aandeel sociale huurwoningen in de totale woningvoorraad is afgenomen.
Niet alleen het aandeel sociale huurwoningen in de totale woningvoorraad is afgenomen, ook het aantal huurwoningen dat feitelijk beschikbaar kwam, nam in de periode 2015-2019 ieder jaar af. [1]
[1] Er zijn geen landelijke cijfers over het aantal sociale huurwoningen dat corporaties aan statushouders toewijzen. Wel is bekend hoeveel ‘DAEB-corporatiewoningen’ er jaarlijks worden toegewezen, in ieder geval over de jaren 2015-2019. DAEB staat voor ‘diensten van algemeen economisch belang’. Die diensten omvatten niet alleen het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen, maar ook bepaald maatschappelijk vastgoed en specifieke diensten voor de leefbaarheid. Het gros daarvan bestaat uit sociale huurwoningen.
Aantal gehuisveste statushouders neemt voor het eerst na vijf jaar weer toe
Hoeveel van die toegewezen sociale huurwoningen gaan er naar statushouders? Van het COA hebben we data ontvangen over hoeveel statushouders de Nederlandse gemeenten de laatste jaren hebben gehuisvest. Daaruit blijkt dat de verhoogde aantallen asielzoekers tijdens de ‘migratiecrisis’ van 2015 ook tot een piek hebben geleid in het aantal statushouders dat is gehuisvest: ruim 40.000 in 2016. Dat aantal is sindsdien jaarlijks gedaald tot en met 2020. In 2021 is het aantal gehuisveste statushouders voor het eerst sinds 2015 gestegen ten opzichte van het jaar ervoor. In 2021 hebben alle Nederlandse gemeenten samen 22.377 statushouders gehuisvest (peildatum 1 januari 2022). Over de periode 2015-2021 hebben de gemeenten in totaal 166.243 statushouders gehuisvest. Gemiddeld huisvestten zij in deze periode 23.749 statushouders per jaar.
Hoeveel woningen zijn er nodig om deze statushouders te huisvesten? De ervaring van het COA is dat er gemiddeld 1,7 statushouders per woning worden gehuisvest. Volgens dat gegeven zouden er over de periode 2015-2021 (jan-juni) gemiddeld 13.888 woningen per jaar beschikbaar zijn gesteld voor statushouders die zijn gehuisvest.
Aandeel sociale huurwoningen dat naar statushouders gaat, ligt rond de 8%
Relateren we het aantal woningen dat beschikbaar is gesteld aan statushouders aan het totaal aantal toegewezen sociale huurwoningen dan blijkt dat in de periode 2015-2019 jaarlijks gemiddeld 7,8% van alle sociale huurwoningen van corporaties verhuurd werd aan statushouders. Er was een piek in dat aandeel van 11% in 2016 (het gevolg van de ‘migratiecrisis’ van 2015). Daarna nam het aandeel ieder jaar af tot 4,7% in 2019. Er is nog geen informatie beschikbaar over het totaal aantal toegewezen sociale huurwoningen in 2020 en 2021. Dat aantal ligt vermoedelijk niet (veel) hoger dan in 2019. Als dat aantal gelijk is gebleven, dan werd in 2020 4,2% en in 2021 4,5% van alle sociale huurwoningen van corporaties verhuurd aan statushouders.
Huisvesting statushouders is breder vraagstuk van volkshuisvesting
Statushouders maken deel uit van onze samenleving. Dat brengt rechten en plichten met zich, voor hen én de samenleving. Van statushouders wordt verwacht dat ze er alles aan doen om zo snel en goed mogelijk in te burgeren en mee te doen. Als ontvangende samenleving moeten wij hen daartoe in staat stellen. Dat is meer dan een juridische verplichting. Het is ook van groot maatschappelijk belang. Zonder huisvestingsverplichting voor deze aandachtsgroep, zouden velen van hen voor onbepaalde tijd in de COA-opvang verblijven. Daar kunnen zij niet goed inburgeren en dat zou hun integratie in de Nederlandse samenleving ernstig belemmeren.
In absolute zin zorgen statushouders voor extra druk op de sociale woningmarkt. Maar de wooncrisis wordt niet door hen veroorzaakt. Zij hebben er net als Nederlandse burgers wel last van. Meer dan 90% van de sociale huurwoningen gaat naar andere groepen woningzoekenden. Het aanwijzen van statushouders (of welke andere groep dan ook) als oorzaak van de wooncrisis is niet alleen moreel kwestieus, het ontneemt ook het zicht op het echte probleem: een woonbeleid dat heeft geleid tot te weinig doorstroming op de woningmarkt en een afname van het aandeel sociale huurwoningen in de woningvoorraad. Huisvesting van statushouders staat niet op zichzelf. Het is onderdeel van een breder vraagstuk van volkshuisvesting dat ook zo moet worden aangepakt.
Dit blog is samengesteld door Sander Vergeer.