Wist u dat...? Feiten en cijfers over Migratie en Gemeenten (deel 3)

Investeren in inburgering komt migrant én samenleving ten goede

16 maart 2022 zijn de gemeenteraadsverkiezingen. Gemeenten hebben veel lokale opgaven, niet alleen voor hun Nederlandse burgers, ook voor migranten. Denk aan het opvangen van asielzoekers, het huisvesten van asielzoekers die een asielvergunning hebben gekregen (statushouders) en het huisvesten van arbeidsmigranten. Maar ook zorgen de gemeenten - sinds begin dit jaar – weer voor het laten inburgeren van migranten.

In aanloop naar de verkiezingen publiceert de adviesraad migratie een aantal ‘Wist u dat?’-blogs over lokale migratieonderwerpen waar gemeenten voor aan de lat staan. Dit derde blog gaat over het onbenut potentieel van een grote groep migranten die niet inburgeren.

Inburgering

In het afgelopen decennium waren er per jaar gemiddeld 20.000 nieuwkomers inburgeringsplichtig. Dat is slechts tien procent van alle niet-Nederlanders die zich jaarlijks in Nederland vestigen. Dit lage aantal is te danken aan het feit dat de inburgeringsplicht niet geldt voor het overgrote deel van de nieuwkomers. Dat zijn bijvoorbeeld de migranten uit andere EU-lidstaten, de arbeidsmigranten en studenten van buiten de EU en hun gezinsleden. Zij zijn maar tijdelijk hier en er zou dus geen behoefte zijn aan inburgering. Maar is dat wel zo, en wat misschien wel belangrijker is: wat zijn de effecten van dat niet inburgeren van deze groepen voor henzelf en voor de samenleving en hoe moeten we daarmee omgaan?

Mensenmassa winkelstraat

Migranten

Vorig jaar kwamen 106.000 EU-migranten en 125.000 migranten van buiten de EU naar Nederland. Van dat aantal vormden migranten met een Poolse migratieachtergrond de grootste groep (24.877). De overige grotere groepen bestonden uit migranten uit de voormalige Sovjet-Unie (12.460), Syrië (11.631), Duitsland (11.214), Roemenië (11.053) en Turkije (10.593). (Bron: CBS statline)

Migratieachtergrond 2021 Bron: bewerking op basis van CBS statline immigratie naar migratieachtergrond (niet nationaliteit).

Van alle migranten die naar Nederland komen, zijn er drie groepen die verplicht een inburgeringscursus moeten volgen: Asielmigranten: Dat zijn de asielstatushouders en hun nareizende familieleden. Gezinsmigranten: Migranten die een Nederlandse echtgenot(o)te of partner hebben. Overige migranten: Een restcategorie migranten met een niet-tijdelijk humanitair verblijfsdoel. Van deze inburgeringsplichtigen is twee derde statushouder en bijna een derde gezinsmigrant. Daarnaast is er nog een beperkt aantal inburgeringsplichtigen die op basis van niet-tijdelijke (humanitaire) gronden naar Nederland komen, zoals geestelijk bedienaren. (bron: DUO)

Inburgeringsplichtige migranten 2013-2021 Bron: bewerking op basis van data van DUO.

90% van migranten geen inburgeringsplicht

Voor negen van de tien migranten is er geen plicht tot inburgeren. Van meet af aan gold de inburgeringsplicht niet voor nieuwkomers uit andere EU-lidstaten. Dit is de grootste groep die vorig jaar bijvoorbeeld 106.000 personen telde. Ook arbeidsmigranten en studenten van buiten de EU en hun gezinsleden zijn vanwege het tijdelijk karakter van hun verblijf niet inburgeringsplichtig. In 2021 deed men vanuit die groep 46.660 aanvragen. Daarnaast zijn minderjarigen (leerplicht) en 67-plussers op grond van hun leeftijd vrijgesteld van de inburgeringsplicht. Uit de jaarrapportage arbeidsmigranten blijkt dat er momenteel in totaal zo'n 611.000 Europese arbeidsmigranten in Nederland zijn, van wie ruim 375.000 uit Oost-Europa.

Polen

De grootste groep arbeidsmigranten komt uit Polen. Het werk dat de Polen hier verrichten wordt door hen veelal met volle overgave gedaan en dat weten de Nederlandse werkgevers. Niet zelden gaat het om fysiek zwaar werk dat ook nog eens gekoppeld is aan flexibele arbeidscontracten. Denk aan het seizoenswerk, het werken in de vleessector of in de bouw. De Polen maken lange dagen en hebben daarom geen tijd om de Nederlandse taal te leren. Maar ook de werkgevers zijn vaak - gelet op het tijdelijke karakter van het werk - niet geneigd om in deze werknemers te investeren qua inburgering. Dat wordt al snel als te kostbaar gezien. Een deel van deze migranten keert inderdaad na het gedane werk terug naar het herkomstland. Gemiddeld één op de twee EU-migranten en één op de drie migranten van buiten de EU vertrekken binnen drie jaar (CBS). Maar zoals het SCP-rapport uit 2018 aantoonde wil een ruime meerderheid van de Polen langer in Nederland verblijven en hier bouwen aan een toekomst. Vooral de groep van 25-35 jarigen wil zich verder ontwikkelen wat werk en opleiding betreft en ook hun gezinsleven opbouwen. Maar krijgen ze wel kansen geboden? Als je de Nederlandse taal niet machtig bent is het lastig om ander werk te vinden en bemoeilijkt het je om je weg te vinden in de maatschappij. Maar ook vice versa is er een probleem. De maatschappij kan moeilijk met de migrant communiceren met alle gevolgen van dien. Denk maar aan het gesprek dat je als ouder hebt met de school waar je kinderen zitten. Dat is niet alleen voor de migranten maar ook voor de school lastig en levert problemen op. Maar ook als het gaat om de rechten en plichten die je als migrant hier in Nederland hebt, is het van belang dat je de taal machtig bent. De consequenties van die onkunde vullen de kranten regelmatig. Kijk maar naar de gebrekkige en zelfs mensonterende huisvesting en onderbetaling van arbeidsmigranten. De arbeidsmigranten mogen dan wel werk hebben maar ze hebben moeite met integreren en verworden dan tot een soort tweederangsburgers. Dat is onwenselijk en het is dan ook niet voor niets dat er een aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten is ingesteld.

Het is volgens de adviesraad migratie een gemiste kans dat de Wet inburgering geen aandacht besteedt aan deze migranten. Er zijn zeker goede redenen, zowel juridische (EU-burgers) als maatschappelijke (tijdelijke seizoenarbeiders) om niet iedere nieuwkomer tot inburgering te verplichten, maar waarom zouden we EU- en arbeidsmigranten geen gedifferentieerde integratievoorzieningen aanbieden? Degenen die om welke reden dan ook niet kunnen worden verplicht, zouden meer verleid moeten worden om op vrijwillige basis een integratiecursus te volgen. Dan volstaat niet het huidige leenstelsel waarbij kosten voor een inburgeringscursus tot boven de € 10.000 oplopen. Dat vergt een andere koers, waarbij inburgering aansluit op de rest van de samenleving en nadrukkelijk wordt gezien als maatschappelijke investering die rendement gaat opleveren. In het essay dat Han Entzinger in opdracht van de adviesraad schreef wordt deze koerswijziging nader beschreven.

Duits model van inburgering

In Duitsland is deze koerswijziging al ingezet. Niet alleen krijgt iedere migrant die zich in  Duitsland vestigt een integratiecursus aangeboden, maar ook worden volgens de afspraken in het recente Duitse coalitieakkoord bijvoorbeeld alle beperkingen weggenomen voor toegang tot de arbeidsmarkt voor iedereen die rechtmatig in Duitsland verblijft, waaronder dus ook asielzoekers in procedure. Het beleid in ons buurland dankt zijn succes mede aan de vrijheid die lokale autoriteiten hebben om federaal beleid te interpreteren en uit te voeren. Niet alleen gemeenten, maar ook arbeidsbureaus en maatschappelijke organisaties kunnen hun beleid daardoor afstemmen op de lokale behoefte. Wat de inburgering van migranten ook ten goede komt, is dat buitenlandse kwalificaties snel worden erkend (Inburgering op z’n Duits). Bovendien betaalt de Duitse overheid het gros van de kosten van de inburgering. De eigen bijdrage voor een les is meestal € 2,20, terwijl een gezinsmigrant in Nederland gemiddeld € 13,50 per les kwijt is. Hoewel er in Duitsland geen slaagplicht is voor inburgering, haalt meer dan de helft van de cursisten in Duitsland het B1-niveau (gevorderd), terwijl dit aantal in Nederland niet meer dan enkele procenten bedraagt. Duitsland behaalt dus betere resultaten. 

Inburgering en maatschappelijk rendement

Met Duitsland als voorbeeld moet Nederland daarom het gesprek beginnen over de uitgangspunten van het inburgeringsbeleid en komen tot nieuwe keuzes. Wellicht is daarbij de eerdere langetermijnvisie van het ambitieuze ‘Deltaplan Inburgering' (2007) behulpzaam. In ieder geval zal Nederland de ontvangst van nieuwkomers meer integraal moeten gaan benaderen. Niet alleen het ongedaan maken van de beperking van de beschikbaarheid van asielzoekers voor de arbeidsmarkt moet deel uitmaken van dat gesprek, maar ook zou aan arbeidsmigranten bijvoorbeeld een minimaal inburgeringspakket (taalles en verkort burgerschapsonderwijs) aangeboden kunnen worden. Het idee van welkomstcentra naar Canadees model, taalcafés en een algemeen welkomstpunt in de gemeente (RNI-loket), waar gezins- en arbeidsmigranten met vragen beter op weg geholpen kunnen worden, zou eveneens een goed voorbeeld kunnen zijn.

De WRR en het aanjaagteam van Roemer adviseerden eerder al om met ontvangst- en inburgeringsvoorzieningen te komen voor alle migranten, inclusief kennis-, arbeids- en EU-migranten. Gemeenten spelen daarbij een sleutelrol en hebben daarvoor ondersteuning nodig. Momenteel voert het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verkenning uit om te bezien of en in welke vorm integratievoorzieningen kunnen worden opengesteld voor arbeidsmigranten. Deze aanbeveling kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. Vanaf 2024 zou daar volgens een raming structureel € 266 miljoen voor moeten worden begroot. Dat is veel geld en een nieuw model inburgering zal zeker meer gaan kosten dan het huidige inburgeringsbeleid. Maar een goede integratie levert op de langere termijn veel voordelen op. Dat betaalt zich niet alleen terug in hogere arbeidsparticipatie en lagere uitkeringsafhankelijkheid, maar ook in betere maatschappelijke betrokkenheid en integratie (OECD). Van de inburgeraars zelf mag overigens ook een eigen bijdrage naar draagkracht worden verlangd en werkgevers van kennis- en arbeidsmigranten kunnen hier zeker ook bijspringen.

Een Nederlands inburgeringsmodel met Duitse en Canadese elementen waarbij duidelijke kansen en mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden worden geboden zou zeker een win-win situatie voor het individu én voor de samenleving betekenen. Dat daarbij de kosten voor de baten uit gaan, spreekt voor zich.

Het momentum is er in ieder geval om het lange termijn rendement van inburgering te onderkennen en daarmee aan de slag te gaan.

Dit blog is samengesteld door Huub Verbaten.