Aandacht voor migratie blijvend nodig in tijden van corona
Een tussenbalans: het tiende deel van het blog 'Migratie in tijden van corona'
Waar blijft het innovatieve en probleemoplossende vermogen van Nederland als het om migratie en integratie gaat?
Onder de titel ‘Migratie in tijden van corona’ heeft de ACVZ het afgelopen halfjaar een aantal blogs gepubliceerd. Hierin is steeds de impact die corona heeft op migratie en migratiebeleid in beeld gebracht. Duidelijk is geworden dat de coronacrisis óók een migratiecrisis is. In deze blog kijken we alvast eens terug, schetsen we een aantal inzichten die uit de eerdere blogs naar voren komen en bieden we een aantal handvatten voor een duurzaam en toekomstgericht migratiebeleid.
In de voorgaande blogs zijn een aantal gevolgen van de coronacrisis op verschillende deelterreinen van migratie beschreven. Behalve bij de asielprocedure en –opvang en in de situatie van ongedocumenteerden, hebben we ook effecten van corona op het terrein van arbeids- en kennismigratie, inburgering en onderwijs, en de Europese asiel- en migratiesamenwerking weergegeven. Tevens is er een vergelijking met het Canadese migratiebeleid gemaakt. De verschillende situatieschetsen in de blogs laten een drietal aspecten zien die volgens de ACVZ typerend te zijn voor hoe Nederland omgaat met migratie in de coronaperiode.
In de eerste plaats laat de houding van de Nederlandse overheid in deze corona-migratiecrisis zich kenmerken als behoorlijk afwachtend, inflexibel en weinig innovatief. Zo verkoos de regering bijvoorbeeld al bij de discussie in het voorjaar, over het al dan niet naar Nederland halen van minderjarige migranten uit de Griekse vluchtelingenkampen, voor structurele oplossingen boven ad-hoc oplossingen. Ook op het terrein van inburgering en integratie was er verhoudingsgewijs weinig aandacht voor de extra lastige onderwijssituatie waarin inburgeraars zich bevonden. Dit afhoudende gedrag van de overheid is des te opmerkelijker als je ziet dat er op andere maatschappelijke terreinen wel snel gezamenlijke oplossingen werden bedacht en uitgevoerd. Denk daarbij aan de ondersteuning van het bedrijfsleven, het opzetten en versneld inzetten van investeringsfondsen en het ontwikkelen van coronaproof activiteiten. Een verklaring voor dit verschil in aanpak kan zijn dat migratie, ook in de pre-coronatijd, in het politieke en maatschappelijke debat sowieso al als ‘lastige kwestie’ wordt gezien: ‘liever niet, alleen als het echt moet’. Een dergelijke opstelling, waarbij onderscheid lijkt te worden gemaakt naar maatschappelijke groep, gaat ten koste van de sociale samenhang. En dat is nou net niet wat je als kabinet wilt als je een ‘hechte samenleving’ als een centraal streven ziet.
Ten tweede worden in de corona-migratiecrisis fundamentele waarden zoals ‘humaniteit’ en ‘solidariteit’ niet als eerste uitgangspunt van handelen genomen, maar soms zelfs als obstakel voor oplossingen gezien. Terwijl juist in crisistijd dit soort basiswaarden solide ankers zouden moeten zijn voor acute maatregelen. Het naar de achtergrond schuiven van fundamentele waarden heeft ook gevolgen gehad voor de uitvoering van regels waardoor reeds bestaande problemen, zoals de wachttijden in de asielprocedures alleen maar lijken toe te nemen. Maar ook heeft dit een duidelijk effect op de intra-Europese solidariteit of liever het gebrek daaraan. Dat gebrek lijkt namelijk alleen maar groter te zijn geworden. Problemen en gebreken worden door de crisis uitvergroot en daarmee veel zichtbaarder. Zo lijken achterstanden van mensen op het gebied van taal, werk, inkomen, huisvesting en netwerk te verergeren. Dit laatste geldt feitelijk voor alle personen in een sociaal economisch zwakkere positie. Maar voor migranten zonder verblijfsvergunning, asielzoekers, arbeidsmigranten werkzaam in de landbouw en logistiek, jonge migranten die net zijn afgestudeerd, relatief kwetsbare groepen dus, lijkt er in crisistijd veelal een blinde vlek te bestaan. Hierdoor nemen bestaande problemen in omvang toe. Met als gevolg dat er nog grotere verschillen ontstaan tussen de maatschappelijke positie van migranten en niet-migranten.
Ten derde concluderen we dat de coronamaatregelen die Nederland heeft genomen heel erg nationaal zijn gericht zonder nadere afstemming met andere EU-lidstaten. Het is deels begrijpelijk dat de overheid vooral eerst orde op zaken wil stellen in het eigen land, maar juist bij een internationale crisis zoals deze pandemie, gecombineerd met de impact ervan op een andere grensoverschrijdend vraagstuk als migratie, is Europese samenwerking meer dan noodzakelijk.
Samenvattend zien we dat het voor de overheid belangrijk is om in tijden van een internationale crisis als deze, snel en gepast te handelen, waarbij de humaniteit en de solidariteit tussen landen voorop hoort te staan en waarbij rekening moet worden gehouden met kwetsbare groepen in de samenleving. De noodzaak om kritisch naar ons eigen en het Europese migratiebeleid te blijven kijken is daarom evident. Innovatieve aanpassingen zijn daarbij zeker nodig. Als Nederland en als Europa moeten we ons vooral de vraag stellen hoe we migratie als blijvend fenomeen een passende en duurzame plek kunnen geven in onze samenleving. Flexibiliteit, effectiviteit en het in balans houden van belangen zijn daarbij belangrijke elementen. Laten we vooral leren van de onverwachte ‘stresstest’ die corona feitelijk is voor ons migratiesysteem. De coronacrisis is ook een migratiecrisis gebleken en dat gegeven mag niet aan onze aandacht ontsnappen.